Jan Bool is altijd dol geweest op honden, en dan vooral op Duitse herders. Maar ze moeten wel weten wie de baas is, en dat is Jan. De 80-jarige Waalwijker kreeg onlangs een koninklijk lintje voor alles wat hij gedaan heeft voor de hondenclub PHV. En dat is veel.
Door Hetty Dekkers
Jan Bool is 65 jaar lid van Politiehondenvereniging (PHV) Hondensport Waalwijk. Als 14-jarig jochie had hij al eens ongevraagd een Mechelse herder mee naar huis genomen, maar die moest hij terugbrengen van zijn vader. “Ik had zin in hond”, verklaart Bool. “De hondenclub zat toen op de hei bij het Galgenwiel, daar ging ik graag kijken. Op een zondag stond ik daar in mijn goeie pak en vroeg iemand van de club mij om een hond te revieren. Dat betekent dat je moet gaan staan en dat de hond je blaffend op komt zoeken. Dus die hond kwam op me afgerend en daar stond ik in mijn goeIe pak. Je kunt wel raden welke kleur stront ik scheet.” Toch was het waarschijnlijk een van de laatste keren dat Jan bang was voor een hond. “Hij moet naar jou luisteren als baas. Dat krijg ik meestal wel voor elkaar, dat zit nu eenmaal in mij.”
De jonge Jan werd al snel pakwerker bij de club, wat toch nog wat voeten in aarde had. “Ik ben links en dat is geen voordeel voor een pakwerker. Op keuringen moet een hond je links pakken. Met rechts moet je hem dan een tik geven, dat kan ik niet snel genoeg omdat ik links ben.” Om die reden is Jan nooit landelijk erkend pakwerker geworden. Op de club kroop hij wel vaak in het dikke pak. “Daar mag een hond ook rechts komen en hoeft hij geen klap te krijgen. Maar soms hadden ze me goed te pakken hoor. Dan beten ze van achteren in je bovenbeen, dan jodel je wel even.”
PHV Hondensport verhuisde in de jaren zeventig naar het huidige terrein bij het Lido. Voorbijgangers vinden soms dat het er heftig aan toe gaat en vragen zich af of de honden er wel plezier aan beleven. Zowel Jan als PHV-secretaris Cor van Krugten reageren fel op deze suggestie. Van Krugten: “Wij leiden honden op tot politiehond, dat betekent dat er veel vuur in moet zitten. Voor een speurhond geldt dat niet, die mag een wat rustiger karakter hebben. Maar een politiehond moet nu eenmaal aan willen vallen, anders kan hij zijn werk niet doen.” Jan Bool vult aan: “De meeste honden zijn razend op dit werk en gaan graag mee naar de training. Ze zijn gewoon niet te houden, als ze begrijpen dat ze mee mogen. Ik heb zelf 25 honden gehad in al die jaren, daarvan zijn er vijftien politiehond zijn geworden. Voor die andere tien honden zat het er gewoon niet in. Als een hond tegenzin heeft, dan kun je hem gerust weg doen. Hij moet echt zelf willen en plezier hebben in de training, anders wordt het niks.”
De meest felle hond die Jan ooit opgeleid heeft, ging niet naar de politie maar naar een bewakingsbedrijf in Waalwijk. “Meestal hoor je achteraf niks meer van hoe het gaat met de hond die je opgeleid hebt. Maar deze hond heb ik nog wel een paar keer aan het werk gezien. Hij had op een keer een boef gevangen en gebeten, die opgesloten werd in de wc. Die man durfde er echt niet meer uit te komen zolang die hond in de buurt was.”
Jubilaris Jan Bool heeft veel clubleden begeleid en getraind. Ook hield hij de club bij elkaar, als er problemen waren. “Ik ga met iedereen praten, probeerde sturing te geven aan de club.” Van Krugten vult aan: “Hij bemoeide zich overal mee en dat doet ie nog steeds. Jan kan goed met de jeugd uit de voeten en heeft nu een adviserende rol. Wij hebben allemaal veel van hem geleerd.”