Herfst 1963. Ik ben tien en ik geloof niet meer in kabouters, mannekes die ’s nachts het hele bos omtoveren tot een kleurrijk geheel. Als kleuter dacht ik echt dat ieder blaadje door kaboutertjes geel, rood en bruin geverfd werd. In gedachten zag ik de Puntmutsen bezig om alle paddenstoelen te voorzien van kleurrijke stippen. Maar nu ben ik groot en ga ik alleen op stap om kastanjes en eikels te zoeken.
Bij het café staat een machtig grote kastanjeboom. Daar vallen de meest prachtige kastanjes uit de boom waar je bij staat. Als de groene bolster open springt en de kastanje nog vers in de ‘verpakking’ zit, denk ik als jochie een schat te hebben gevonden: een glanzende kastanje. Al te dichtbij het café durf ik niet te komen want de mannen die daar een biertje drinken maken veel lawaai. Lachsalvo’s rollen naar buiten, bulderend van kracht waardoor mijn lijf gaat beven. Af en toe strompelt er een man naar buiten om te plassen. Van een afstand zie ik hem tegen de bosjes staan. Verbaasd ben ik over die langdurige pisstraal; het lijkt wel of het paard van melkboer August leegloopt. Als het even wat rustiger wordt, ren ik snel naar de boom en raap de bruine kastanjes vliegensvlug op. Eenmaal thuis gaan ze in de speelgoed-vrachtwagen en sjees ik met de kastanjes over het vloerkleed.
Eikels zijn er in de herfsttijd genoeg. Als 10-jarige jochies rapen we ze op waarna we gaan spelen met de zogeheten plof. Een elektriciteitsbuisje van 30 cm met daarin een iets korter stokje. Aan beide zijden van het buisje prop je een halve eikel die je met je tanden doorbijt. Met het stokje in de buis schuif je voorzichtig de ene eikel richting de andere. Vervolgens houd je buis en stokje tegen de buik en wordt het stokje snel door het buisje geduwd. Door de luchtdruk vliegt de eikel aan de voorkant tientallen meters vooruit en dat met een luide knal (de plof). Hele middagen vermaken we ons met dit spel en wonderlijk: ik heb nooit gehoord dat iemand gewond raakte ondanks de snelheid waarmee de eikel gelanceerd werd.
Tot slot. In de herfst zijn de walnoten rijp en wij kinderen kunnen niet wachten tot ze vallen. Grote jongens gooien stokken de boom in, hopend dat de noten op de grond vallen. Bij de enkele notenboom in het dorp was het een drukte van belang. Gevaarlijk? Een tak kan je immers raken? Ach, het is 1963 en gevaren lijken ver weg.