Kruipen als een mol over het land
De herfstvakantie zit er aan te komen. Ik kan me als jochie van de lagere school nog herinneren hoe een vriendje mij enthousiast maakte om twee zilveren guldens te gaan verdienen. Bij een boer zouden we een middag aardappels moeten rapen. Ik zeg -ja- en niet veel later kruipen we op een herfstige woensdagmiddag op onze knieën over het aardappelveld. Het werk bestaat uit liggend op je knieën (en dat de hele middag) als een mol over het akkerland kruipen op zoek naar de door een machine naar boven gehaalde aardappels. Ik moet een jaar of tien geweest zijn toen ik aan het grote aardappel avontuur begon. Al snel wordt duidelijk dat het vandaag om echt werk gaat. De boer zegt steeds: let erop dat ook de kleine aardappeltjes opgeraapt moeten worden. Het duurt voor mijn gevoel uren voordat ik aan het eind van het land weer om mag draaien. Kruipend begin ik opnieuw een meter links en rechts van me, op zoek naar de goudgele jongens tot aan het andere eind van het land. Er lijkt geen eind aan te komen, ik heb geen vingers meer over. Samen met wel zeker tien andere kinderen speur ik naar de grote en de kleine aardappels. Halverwege de middag komt de boerin met een mand vol lekkers het land op. Heerlijk, even uitblazen. In een mok zonder oren wordt lauwwarme thee geschonken en voor iedereen zijn er een paar sneden brood. Het smaakt naar meer, het voelt alsof ik de hele dag nog niets gegeten heb: zalig.
Levensles
Een kwartiertje later liggen we met zijn allen al weer op de knieën, opnieuw spoorzoekend over het grote stuk land. De meester had het ooit over een hectare gehad, maar pas nu begrijp ik hoe groot zo’n bunder is. Af en toe mag ik van het werk opstaan om het mandje te legen in een gereedstaande jute zak. Tegen zes uur ’s avonds drukt een grote eeltige hand mij twee guldens in de hand. De volgende dag kon ik haast niet lopen vanwege de kruipmiddag. Het zuur verdiende geld heb ik heel zorgvuldig uitgegeven want ik heb er keihard voor moeten werken. Een boeiende levensles.