Misser
Wij Babyboomers, geboren tussen 1945 en 1955, spaarden in onze kindertijd letterlijk van alles. Bij de kauwgum kreeg je een voetbalplaatje van beroemde voetballers in getekende versie. Abe Lenstra was mijn favoriet. Waarom? Omdat hij op het plaatje zo’n mooie kuif had. Mijn zus spaarde suikerzakjes waarop klinkende plaatsnamen stonden: Makkum, Zwolle, Arnhem, Middelburg. Plaatsen waar we nog nooit geweest waren. Bekenden, familie en buren brachten die zakjes mee van hun verre reizen door Nederland. Ik was vooral goed in het kortstondig sparen, noem het een korte rage: sigarenbandjes, postzegels, lucifersmerken. In de Donald Duck stond iedere week een bijzondere postzegel die beschreven werd en zo had ik al snel een album vol opmerkelijke zegels. Een buurmeisje wees me op een misser eerste klas: “Henkie, dat zijn geen postzegels hoor, dat zijn plaatjes die je uit de Donald Duck hebt geknipt.” En gelijk had ze.
Voetballer Abe Lenstra: een jeugdheld.
Speldjes via briefkaart
Opeens waren daar de speldjes. Dat was nieuw voor mij, dat wilde ik ook. Hoe kom je aan zo’n speldje? Heel eenvoudig. Je stapt bij de plaatselijke winkels binnen en vraagt of ze nog speldjes hebben van bijvoorbeeld de Gazellefiets, de Philips tv, de Volkswagen enzovoort. Verder vertel je aan iedereen dat je speldjes aan het sparen bent. Het duurt niet lang of ik heb al een stuk of tien speldjes. Een oom vertelt dat je bedrijven kunt aanschrijven middels een briefkaart. Hij laat zien welke speldjes hij zoal gekregen had: Mercedes, Friesche Vlag, Hush Puppie... Een goed idee. Al de volgende dag verstuur ik mijn eerste briefkaarten naar King in Sneek, naar Unox in Oss en naar Calvé in Delft. Bijna altijd krijg ik niet veel later een prachtig speldje waarmee mijn verzameling flink wordt uitgebreid.
Suikerzakjes uit alle delen van het land (en daar buiten)
Flippo’s
De ellende voor mij als spaarder van speldjes begon toen bedrijven zich met dat sparen gingen bemoeien. Opeens kreeg je bij een pak hagelslag een speldje van Venz. Die slimme fabrikant had echter zeven verschillende speldjes ontworpen: een rode, gele, oranje, groene, donkerblauw, violet en lichtblauw. En wij maar hagelslag eten in de hoop dat moeder snel een nieuw pak kocht en hopelijk zat daar een speldje in die een kleur had die ik nog niet in bezit had. Het grote ruilen begon want zo’n beetje alle fabrikanten van voedingsmiddelen brachten speldjes op de markt. De kwaliteit werd er helaas niet beter op. Vaak waren het exemplaren van blik of plastic waar het ‘naaldje’ slechts met één druppel lijm was vastgemaakt aan het eigenlijk speldje. Gevolg: de speldjes lieten los. Honderden speldjes heb ik tussen mijn tiende en twaalfde jaar gespaard, geruild, gekregen en soms gevonden. Toen die rage over zijn hoogtepunt heen was, kwamen diezelfde fabrikanten met nieuwe spaarobjecten: sleutelhangers, flippo’s, raketmunten, schelpen enz. Daar deed ik niet meer aan mee maar ook die verzamelwoede kende ongetwijfeld duizenden deelnemers. En hoe is het anno 2024? Nog altijd worden kopers in de supermarkt verleid tot het kopen van nog meer spullen om de (klein-)kinderen te verrassen met bijvoorbeeld voetbalplaatjes van lokale helden.