Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Schadelijke vogels
Bromsnor vangt boeven, slingert mensen op de bon, bemiddelt bij conflicten, houdt het publiek weg bij ernstige ongelukken, regelt het verkeer enz. Maar ook is hij regelmatig niet-zichtbaar in actie, bijvoorbeeld als adviseur voor de gemeente. Het is 1950 en boer Hermanus van W. (32 jaar) wenst een vergunning van de gemeente om schadelijke vogels af te schieten. Het is de tijd dat er nog geen Partij voor de Dieren is, de tijd dat het heel normaal is dat je het eigen konijn met kerstmis op eet en de tijd dat er nauwelijks Europese wetgeving bestaat. Bromsnor gaat er eens goed voor zitten en met twee vingers typt hij op een ratelende typemachine het volgende: de vogels waar Hermanus last van heeft zijn met name kraaien, kauwen en eksters. Deze dieren veroorzaken veel schade aan landbouwgewassen. Hermanus staat goed bekend, komt niet in enig politierapport voor en zegt toe geen misbruik van zijn vergunning te maken. Advies: het verstrekken van een vergunning kent wat ons betreft geen belemmeringen.
Gemeentepolitie
Het is 1952. Johan K. solliciteert naar een baan als agent bij de gemeentepolitie van Delft. De politie aldaar vraagt nadere inlichtingen aan de gemeente waar Johan op dat moment bij zijn ouders woont. Even voor de duidelijkheid: tot 1994 kenden we in Nederland twee politiekorpsen. De Rijkspolitie, met name actief in de dorpen en de Gemeentepolitie, werkzaam in de steden. Bromsnor krijgt het verzoek om iets te zeggen over een mogelijk toekomstige collega. Hij schrijft: de sollicitant is van goed en zedelijk gedrag. Op politiek gebied valt er niets op hem aan te merken. Hij komt uit een oppassend gezin. Bij de politie is niets over hem bekend en dat is gunstig. Sollicitant is een flinke verschijning en maakt een rustige en nette indruk. Hij heeft de Ambachtsschool in de avonduren afgemaakt.
Jukebox
En dan is het 1957. Cafétariahouder Nico S. verzoekt de Burgemeester om een jukebox in zijn eetgelegenheid te plaatsen. In het rapport staat het woord ‘muziekbox’. Bromsnor beschrijft vervolgens uitgebreid wat een dergelijke muziekbox is, er vanuit gaand dat de burgemeester niet op de hoogte is van deze grote platenspeler. Citaat: In dit toestel bevinden zich 50 grammofoonplaten. Na inwerping van een dubbeltje wordt door het indrukken van toetsen het gewenste plaatje gedraaid. De buren van het cafétaria hebben geen bezwaar tegen de muziekbox maar wensen wel graag dat de muziek na 23.00 uur stopt in verband met werkzaamheden in ploegendienst. Tot slot wil Bromsnor nog kwijt dat de kerk dichtbij het cafétaria staat en dat het niet ondenkbaar is dat op zondagochtend de populaire muziek ook dan te horen is. Voor eigenaar Nico is het plaatsen van de muziekbox een belangrijke bron van inkomsten.