Door Bert Meijs

Rond 1830 komt Marinus van den Oord (1804 - 1880) uit Ammerzoden naar Nieuwkuijk en gaat daar aan de slag als leerling smid. In 1835 trouwt hij met Johanna Verheij uit Vlijmen (1810-1857) en krijgen zeven kinderen, drie kinderen daarvan overlijden al op jonge leeftijd. Marinus begint een eigen smederij, die gelegen is vlakbij de kerk van Nieuwkuijk. De drie zonen van Marinus, Jan, Adrianus en Michiel, worden ook smid en gaan samen verder met de smederij.

Jan (1838-1897) trouwt op 20 mei 1869 met Maria van Drunen (1841-1898) uit Nieuwkuijk, zij krijgen acht kinderen, vier kinderen overlijden al op jonge leeftijd. Michiel trouwt op 25 mei 1887 met Anna Maria van der Lee (1860-1937), maar zij krijgen geen kinderen. Michiel staat later geregistreerd als landbouwer.

Links de bij de watersnood ingestorte woning/smederij van Van den Oord.

Links de bij de watersnood ingestorte woning/smederij van Van den Oord.

Ramp van Nieuwkuijk

Adrianus (1842-1920) blijft ongehuwd en woont in bij zijn broer Jan. Jan staat in 1880 geregistreerd als smid/landbouwer. Bij de overstroming, bekend als de Ramp van Nieuwkuijk eind 1880, verdrinken van hem een koe, twee varkens en twee geiten met een gezamenlijke waarde van fl. 335,00; deze schade wordt geheel vergoed. De woning/smederij/boerderij van de Gebrs. Van den Oord, wordt bij de watersnoodramp geheel vernield. De schade bedraagt volgens de taxatie fl. 1.185,00 en deze wordt in zijn geheel vergoed, omdat volgens een opgemaakt schadeoverzicht door de watersnoodcommissie zijn inkomen fl. 300,00 per jaar bedraagt. Schade bij een inkomen van boven de fl. 800,00 per jaar wordt in zijn geheel niet vergoed. Op de plaats van de vernielde smederij/boerderij wordt een nieuwe woning met smederij gebouwd, die later in 1927 wordt verbouwd.

Rijwielhandel

Twee zonen van Jan, Jan jr. (1872-1925) en Gerrit (1886-1936), worden net als hun vader smid en nemen de smederij over. Jan blijft vrijgezel en Gerrit trouwt op 29 augustus 1916 met Theodora van Beurden (1891-1975) uit Nieuwkuijk. Zij krijgen vijf kinderen en zoon Tiny, (1921 - ?) neemt het bedrijf over van zijn vader en oom. In de loop der jaren is men naast het smidswerk begonnen met het fabriceren en verkopen van fietsen onder de naam 'Leono'. Op een bepaald moment wordt er gestopt met de smederij en richt men zich alleen nog op de fabricage, verkoop en reparatie van fietsen. Ook worden er later fietsen met hulpmotor onder de naam 'Leono' gefabriceerd en verkocht.

Als Tiny eind jaren ’50 besluit te emigreren naar Amerika, neemt Maurice van de Water (1928-2008), die er al werkte, het bedrijf over. Hij gaat enkele jaren later met zijn broer Jan (1927-1991) verder onder de naam rijwielhandel Gebrs. Van de Water en openen een tweede winkel-werkplaats in de nieuwbouwwijk de Vliedberg. Na zijn pensionering wordt de winkel/werkplaats van 'de Maurice' (de Mau) in Nieuwkuijk gesloten en Kees, de zoon van Jan, gaat alleen verder met de winkel op de Vliedberg onder de naam Kees van de Water, tweewielers, inmiddels is in 2016 Kees gestopt en heeft zijn winkel/werkplaats verkocht aan Bas van Doorn.

Miel de smid

Op 5 november 1915 wordt, tijdens de 1e WO, de geïnterneerde Belgische soldaat Emile Daems (1888-1953), geboren te Larum bij Geel, voorwaardelijk vrijgesteld van internering. Hij wordt te Nieuwkuijk tewerkgesteld bij de smederij van de Gebr. Van den Oord, en wordt vooral in Nieuwkuijk beter bekend als 'Miel de smid'. Hij woont een tijdje in bij Van den Oord en het bevalt hem kennelijk goed in Nieuwkuijk, want op 30 september 1920 trouwt hij met Antonetta Pullen, en samen krijgen ze in Nieuwkuijk drie kinderen.

In 1920 krijgt Miel als Belgische oudstrijder, een spaarbankboekje uitgereikt, als een blijk van nationale erkentelijkheid, met daarop Bfr 1.950,--. gestort. De rente bedraagt 5% per jaar en hij mag jaarlijks Bfr. 325,-- (1/6 deel) opnemen. Miel woont dan nog in Nieuwkuijk, adres C 16. De Belgische oudstrijders krijgen na veel gedoe, onder meer vanwege de hoge kosten voor de Belgische staat, een vergoeding van 50 frank per maand dienst in het achterland en 75 frank per maand voor frontdienst. Geïnterneerden en gevangenen krijgen ook 50 frank per maand dienst. Veroordeelde militairen krijgen geen uitkering, tijd in strafkampen en dergelijke wordt niet meegerekend voor de uitkering en bij zware misdaden verliest men het recht op een uitkering. Weduwen en andere erfgenamen van gesneuvelden hebben ook recht op een uitkering.

Kort na het huwelijk met Miel verliest Antonetta Pullen haar trouwring en Miel moet een nieuwe ring kopen. Antonetta (1888-1935) komt echter op 47 jarige leeftijd, door een val van een trap, om het leven. Zoals gebruikelijk in die tijd gaat hij, na het overlijden van Antonetta, op zoek naar een nieuwe echtgenote. Sociale voorzieningen zijn er niet veel in die tijd, en met jonge kinderen is trouwen dan de meest pragmatische oplossing. Hij trouwt op 30 september 1936 te Etten-Leur met Maria Johanna de Vooght (1896-1983), een zus van zijn schoonzus en hij keert terug naar België.

Begin jaren zestig hangt er bij het rijven (harken) van 'den dam' een blinkend ding aan de hark bij iemand van het gezin Frie Pullen. Frie Pullen (1894-1975), een broer van de overleden Antonetta Pullen, is getrouwd met Jacoba Cornelia de Vooght (de zus van de 2e vrouw van Miel). Het blinkende ding is de verloren geraakte ring van Antonetta. Reden voor een feestje.

Het woonhuis wordt tegenwoordig bewoond door de weduwe van Maurice van de Water samen met zoon Frits en zijn gezin. Een van de kinderen heet heel toevallig Miel, echter niet vernoemd naar de Belgische smid.