Ik hoorde een gesprek op de speelplaats tussen een juf in opleiding en een meester, terwijl ik stond te wachten bij het hek van de basisschool om mijn kleinzoon op te halen. De juf in opleiding vertelde dat ze aan de klas wilde uitleggen wat de helft is en ze zei: "Ik legde uit dat de helft precies een halve hele is, want de twee helften van iets zijn altijd even groot. Ik ben de hele morgen bezig geweest om dit mijn klas aan het verstand te brengen. Want ik moest wel eerst uitleggen wat de helft is voordat ik aan de breuken kan beginnen. Ik zit er toch wel mee dat de grootste helft er nog niets van begrijpt."
Net op dat moment kwam mijn kleinzoon aanlopen met zijn jas en rugzak half open. "Opa, ik ben een knoop van mijn jas verloren, ik weet niet waar die is gebleven." Er verscheen een glimlach op zijn gezicht en hij zei: "Maar opa, het knoopsgat heb ik gelukkig nog wel." Ik schoot in de lach en zei: "Dat is maar goed ook, want wat moet je doen zonder knoopsgat als je de knoop weer heb gevonden." Om het spel maar mee te spelen met de grapjas. "Doe je jas en je rugzak maar dicht, want je huiswerk hangt er half uit", zei ik tegen hem. "Ja, opa", zei hij terwijl hij zijn fietssleuteltje uit zijn zak viste.
Sinds hij 8 jaar is geworden laat hij zijn eigen wil en zijn humor steeds meer gelden. Toen hij met zijn fiets aan kwam lopen zei hij tegen mij: "Ik weet zelf hoe ik naar huis toe moet fietsen. Ik kan de volgende keer ook wel alleen naar huis toe fietsen, hoor opa." Terwijl ik mijn fiets pakte, antwoordde ik hem dat er om deze tijd, veel te veel verkeer op de weg is. "Maar als ik 9 jaar wordt, mag het toch wel?" Ik zei: "Dan denk ik wel dat je alleen van school naar huis toe kan fietsen, omdat je dan wat ouder bent geworden let je beter op het verkeer." "Gelukkig", zei hij met een serieuze blik. "Dan kan ik eindelijk mijn eigen leven leiden." Ik fronste mijn wenkbrauwen en stapte op mijn fiets om samen richting huis te gaan.
Eenmaal thuis aangekomen haalde hij een tekening uit zijn rugzak. Die liet hij met veel enthousiasme aan mij zien. De tekening zag er nogal ingewikkeld uit, met allerlei tandwielachtige vormen. Dus ik vroeg aan hem wat de tekening voor moet stellen?" Hij zei: "‘Zie je dat dan niet opa, het is een grote machine."
Geinteresseerd zei ik: "Nu je het zegt, maar wat maakt die grote machine dan?" Daar moest hij even over nadenken. Hij keek mij aan, ik zag zijn ogen fonkelen en hij zei: "Heel veel lawaai."
Jules Faber